Nazomer, vroeg in de avond. Met het hoofd nog nagonzend van de inspanningen van die dag, rijd ik van mijn werk naar huis. Het open raampje brengt geen verkoeling. Het weer lijkt stil te hangen, alsof het wacht op een herfstige omslag. Als ik mijn straat inrijd, is die leeg. Bij de buren bewegen de lamellen even. Dan zie ik dat in mijn huis alle gordijnen gesloten zijn. Vreemd. Ik stap uit en opeens staan er twee politieagenten voor mij. “Mijnheer Booij?”, vraagt een van hen. Ik bevestig verbaasd. “Op last van de burgemeester is aan u een verbod opgelegd om uw woning te betreden. Verder mag u geen enkel contact opnemen met uw vrouw en uw kinderen. Het verbod geldt voor tien dagen. Heeft u dat begrepen?”  Ik ben niet in staat om mij te bewegen. Door een waas van ongeloof sijpelt de absurde boodschap mijn geest binnen. “Wat?”, is het enige wat ik kan uitbrengen. “U moet weg hier, onmiddellijk!, wordt mij toegeschreeuwd. De twee agenten blokkeren de weg naar de voordeur. In een reflex roep ik de naam van mijn echtgenote. Alsof zij daarop hebben gewacht, grijpen de dienders mij vast, boeien mij en gooien mij in een politiebus. Een tijd later sta ik buiten het hoofdbureau met het adres van een hostel voor daklozen in mijn hand. Met niets aan bagage behalve de kleren die ik draag en mijn autosleutels wordt mij een benedenbed gewezen in een zaal met stapelbedden. Ik lig de nacht wakker, woelend en mijn hersenen pijnigend over wat er in hemelsnaam is gebeurd. Een zwerver stort zich lallend op het laatste lege bed naast mij. Ik zie dat hij uit jolijt mijn stropdas heeft omgedaan. Eén uiteinde verdwijnt onder zijn woeste baard tussen een harige oksel. Ik begin te snikken.

Mijn vrouw schudt mij wakker en vraagt wat er is. Opgelucht wuif ik haar zorgen weg en schud de nachtmerrie van mij af. Beneden staat nog een half glas van de smerigste wijn, die ik ooit proefde. Daarnaast een opengeslagen Advocatenblad met een artikel over het wetsvoorstel “Preventieve maatregel tijdelijk huisverbod”. Het wetsvoorstel geeft de burgemeester de bevoegdheid om een huisverbod op te leggen aan de persoon van wie een dreiging van huiselijk geweld uitgaat. Gedurende in beginsel tien dagen mag de geadresseerde ook geen contact opnemen met zijn huisgenoten. Overtreding geldt als een misdrijf. Maximumstraf: twee jaar cel.

De stem van mijn vijfjarige dochtertje brengt mij terug naar het heden. “Wil jij ook melk, pap?”. “Ja, doe mij maar melk, ja”, antwoord ik beslist. Terwijl ik de resterende wijn door de gootsteen kieper, klokt mijn dochtertje de melk royaal over een beker en over het vakblad. “Oeps”, klinkt het opgewekt. Haar schuldige blik houdt rekening met een reactie variërend van boos tot mild. Ik kies voor huiselijke geweldloosheid. “Kom, we pakken een doekje en vegen de melk op. En dat blad, nou ja, gooi dat maar weg. Pappa weet al wat daar in staat.”